De Griekse grammatica

_

Wanneer je met een ‘concordante’ grammatica komt, beginnen alle ‘klassieke’ grammatici meteen te steigeren. Voordat je het weet, ben je in een eindeloos debat verwikkeld. Dat is niet de bedoeling. Het is daarom belangrijk om de ‘concordante positie’ zo duidelijk mogelijk uiteen te zetten, zodat de lezer op basis hiervan zijn keuze kan maken aan welke benadering hij de voorkeur geeft, de ‘klassieke’ of de ‘concordante’.

Het is gewenst de concordante positie vanuit het Nederlands te verklaren, omdat er nog al wat misverstanden zijn omtrent de noodzaak van een concordante Grieks-Nederlandse grammatica. De Engelstalige concordante grammatica is al zo’n negentig jaar oud, vele malen getoetst en heeft alle kritieken overleefd. Maar hoe goed die grammatica ook is, het is geen Nederlands. Het Nederlands heeft zo zijn eigen taalwetten. Daar komt nog bij dat er in het Nederlands weinig Grieks-Nederlands grammatica-materiaal voorhanden is. Zoals drs. W.J.B. Hus in zijn ‘Voorwoord’ van zijn Prisma uitgave van ‘Grammatica Grieks’ (1991) het zo treffend zegt: ’Een korte excursie naar de afdeling Taalkunde van een willekeurige boekhandel leert dat er in het Nederlandse taalgebied eigenlijk geen grammatica Oudgrieks voor een geïnteresseerd publiek bestaat.’ Deze situatie maakt het lastig om een betrouwbare, concordante Grieks-Nederlandse interlineair te maken.

Natuurlijk werden (en worden) de Nederlandse grammatici geraadpleegd en het verschil tussen hen en de concordante positie is eigenlijk niet zozeer een kwestie van definitie, als wel van consistentie. Bovendien hanteert de concordante grammatica het functionele principe, zonder al te veel op (soms interessante) details in te gaan. Het uitgangspunt is dat 2000 jaar geleden mensen, jong en oud, geletterden en ongeletterden, het Koinē-Grieks moeiteloos spraken, zonder er zich van bewust te zijn dat zij (om maar een voorbeeld te noemen) een ‘sigmatische aorist’ gebruikten. Ons uitgangspunt is dan ook: een praktische toepassing van de beschikbare kennis. Soms ontkomen we er echter niet aan om nieuwe vormen te gebruiken, om een Griekse grammaticale vorm een duidelijk Nederlands equivalent te geven.

De grammatica, die in de concordante interlineairs en tabellen getoond wordt, bevat, zoals gebruikelijk, de regels van zinsopbouw en de veranderingen in de verschillende woordgroepen als gevolg van verbuiging resp. vervoeging (werkwoorden). De grammaticale vormen werden in de voorbereiding onderverdeeld in hun kleinste elementen en op hun functie onderzocht. Dit heeft geleid tot een visie op de Griekse grammatica die verschilt van wat algemeen gebruikelijk is. Deze verschillen komen met name tot uiting in de weergave van de werkwoorden. Maar die afwijkende visie geeft vaak verrassende resultaten en stelt ons bovendien in staat de grondtekst consistent te vertalen. Ter verduidelijking geven wij een aantal voorbeelden van het Griekse ‘aspect’ en noemen wij kort de medialis en de conjunctief-vormen.

De concordante opvatting van de Griekse grammatica behandelt het Griekse werkwoord als een uitdrukking van functie en slechts secundair wat betreft tijd. Het Griekse werkwoord is dus, volgens de concordante benadering, voornamelijk gericht op het aspect. Hierin staat de concordante positie niet op zichzelf, ook de klassieke grammaticus drs. Hus merkt op: ‘In het Grieks speelt de weergave van het aspect een grote rol, terwijl de weergave van het tempus (‘tijd’) lange tijd van secundair belang was’.

Het ‘aspect’ geeft aan hoe de spreker zich het gezegde voorstelt in verhouding tot het tijdsverloop. In het nieuwtestamentisch Grieks zijn er drie aspecten: het duratieve, het momentane en het statische aspect. Wij hebben in onze Nederlandse concordante grammaticale aanduiding de wetenschappelijke benamingen duratief, momentaan en statisch aspect vereenvoudigd naar de begrippen handeling en feit (momentaan). Een handeling kan vervolgens voltooid (statisch) of onvoltooid (duratief) zijn.

Als ik zeg: ik heb de hond uitgelaten, dan leg ik de nadruk op de voltooide handeling. Dat uitlaten van die hond is klaar. Ik hoef niet meer naar buiten. Als ik thuis kom van mijn werk en mijn vrouw is niet thuis, dan kan ik haar mobiel bellen. Ik vraag dan: ‘Waar ben je?’ En dan zegt zij bijvoorbeeld: ‘Ik ben de hond aan het uitlaten.’ Mijn vrouw legt in haar antwoord de nadruk op de onvoltooide handeling. Haar bezigheid van de hond uitlaten is nog niet klaar. Mijn vrouw beschrijft haar situatie. Zegt mijn vrouw: ‘Ik laat de hond uit’, dan noemt zij een feit. Zij legt dan de nadruk op het feit dat zij de hond uit laat.

Dit onderscheid in het aspect van de werkwoordsvormen is van groot belang voor het begrijpen van de Schriften. We geven eerst een voorbeeld van een onvoltooide handeling.

In Johannes 11: 47 wordt een bijeenkomst van het Sanhedrin beschreven. En dan zeggen die leden van het Sanhedrin (NBG): ‘Wat doen wij, want deze mens doet vele tekenen?’ In de Nederlandse interlineair hebben wij bij de grammaticale aanduiding van deze werkwoorden de aanduiding HO geplaatst. Dat betekent: Handeling Onvoltooid, de onvoltooide handeling. Je kunt het ook zien aan het verticale streepje voor het werkwoord in de clis.nl. Wij hebben voor deze aanduiding (′), het vertikale streepje, gekozen om de interlineair niet te overladen met uitgeschreven duratieve vormen in het Nederlands (hij-is-aan-het-…, jullie-zijn-aan-het-…). Johannes 11:47 luidt dan letterlijk: ‘Wat zijn wij aan het doen, want deze mens is vele tekenen aan het doen.’ Hier wordt levendig een situatie beschreven.

Eén van de bekendste teksten uit de bijbel is Johannes 3:16. NBG : ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft …’ Hier wordt de liefde van God voor de wereld door de NBG vertaling voorgesteld als een voltooide handeling. En het bewijs van zijn liefde, namelijk, dat Hij zijn Zoon gegeven heeft, wordt in het NBG eveneens als een voltooide handeling weergegeven. Maar wat zegt de grondtekst? Letterlijk, in de interlineair: ‘want zó heeft-lief de God de wereld, zodat de zoon, de enig verwekte, hij geeft… Hier zie je twee feiten. Hier in Johannes 3: 16 wordt Gods liefde voor de wereld als een feit gepresenteerd. God noemt een feit. Hij zegt: ‘Ik heb de wereld lief.’ Hoe kunnen wij dat weten, dat God de wereld liefheeft? God zegt: ‘Kijk maar, Ik geef mijn zoon. God noemt weer een feit. God beschrijft hier in Johannes 3:16 geen situaties. God zegt niet dat Hij bepaalde handelingen aan het verrichten is. Of dat Hij bepaalde handelingen verricht heeft. Nee, God geeft feiten.

Deze feit-vorm is de meest voorkomende werkwoordsvorm in het Nieuwe Testament. Wat betekent dat? Dat betekent dat de Schriften vol staat met feiten. We zijn nog maar aan het begin van het ontdekken van die feiten in de Schriften.

Een andere bijzonderheid van het Oud-Grieks is de zogeheten ‘medialis’. In onze moderne talen zijn wij eraan gewend een handeling te beschouwen als bedrijvend of lijdend, om de relatie aan te duiden tussen het onderwerp en het lijdend voorwerp. In het Oud-Grieks bestaat er nóg een vorm, de mediale vorm, die noch bedrijvend noch lijdend is, hoewel wij het wel als zodanig moeten vertalen, omdat wij geen taalmiddelen hebben om de mediale vorm in het Nederlands uit te drukken. Drs. Hus benoemt deze moeilijkheid ook. Hij schrijft in zijn Grammatica Grieks op bladzijde 245 : ‘Het is wel duidelijk dat het verdwijnen van het medium als apart te onderscheiden vorm van het werkwoord de gebruikers van de verschillende Indo-europese talen voor moeilijkheden plaatst.’ Ook zegt hij: ‘…het verschijnsel “medium”, waarover zich eindeloze discussies kunnen ontspinnen.’

In het algemeen kunnen we stellen dat in de mediale vorm de handeling in nauwe betrekking tot het onderwerp/ lijdendvoorwerp blijft, of dat het aanduidt dat de handelende persoon een sterk belang bij de handeling heeft. Om de lezer te laten weten dat deze specifieke mediale vorm gebruikt wordt, die wij niet in het Nederlands kunnen weergeven, maar die wij vertalen hetzij in de bedrijvende vorm, hetzij in de lijdende vorm, wordt achter deze werkwoordsvorm in superscript het tekentje˜ geplaatst, bijvoorbeeld: ik-doop˜.

De conjunctief, of zoals wij in het Nederlands zeggen, de aanvoegende wijs, is bijna geheel uit het Nederlands verdwenen, behalve in een aantal vaste uitdrukkingen als: Men neme… Zegge en schrijve… Leve de koning!

In het algemeen kunnen we stellen dat de aanvoegende wijs het gezegde presenteert als niet gerealiseerd, maar wel (onmiddellijk of gemakkelijk) realiseerbaar. Omdat deze aanvoegende wijs in het Nederlands vrijwel verdwenen is, is het lastig om voor de Griekse vormen een exact Nederlands equivalent te vinden. In de klassieke grammatica wordt voor de conjunctief als Nederlandse grondvorm gebruikt: ‘(dat) ik…’ Maar in de vertalingspraktijk worden allerlei hulpwerkwoorden van modaliteit gebruikt, zoals b.v. ‘laat ik…’ etc.

Drs. Hus noemt twee vormen van de aanvoegende wijs: de conjunctivus en (minder gebruikelijk) de subjunctivus. In de Engelse concordante grammatica worden deze twee Griekse vormen van de aanvoegende wijs ook onderscheiden, te weten: de incomplete subjunctive (I-may-be-…ing) en de incomplete future subjunctive (I-should-be-…ing). Het Duits heeft eenzelfde mogelijkheid: ‘ich-möge…’ en ‘ich-möchte…’ Het Nederlands kent deze mogelijkheid niet. Om toch recht te doen aan deze twee aanvoegende wijs-vormen, zijn de volgende Nederlandse equivalenten gekozen: ′dat-ik-zal….-en (conjunctief) en ′dat-ik-zou…-en (subjunctief). Hier vallen twee dingen op. Allereerst, dat we na het element ‘dat’ gekozen hebben voor een toekomende tijd. Dit heeft te maken met de definitie dat het gezegde gepresenteerd wordt als iets dat realiseerbaar is, d.w.z. dat dit nog toekomst is. Het tweede is dat wij een onderscheid maken tussen een conjunctief en een andere vorm, die wij –in overeenstemming met drs. Hus– subjunctief genoemd hebben.

De concordante zienswijze op de Koinē-Griekse grammatica komt tot uiting in de exacte equivalenten van de Griekse vormen in het Nederlands. In een extra interlineair-regel worden de concordante grammaticale aanduidingen gegeven. Een tabel is gemaakt om de afkortingen van de concordante grammaticale aanduidingen te verklaren en deze kunnen in PDF-formaat gedownload worden (Conc_Parsing_Afkorting). Wat betreft de grammaticale vormen zèlf verwijzen we naar Inleiding_Conc_Gram.